Dagboek geschreven in Vught

Productkenmerken

Auteur: Koker, David, Uitgever: Oorschot van G.A., 3e editie, 246 pagina's, Paperback, Nederlands, ISBN: 9789028208315 (ISBN10: 9028208313), Gepubliceerd in 1993.

Dit exemplaar is inmiddels verkocht.
Mogelijk worden er andere exemplaren aangeboden.
Zoeken naar andere exemplaren
Dagboek geschreven in Vught
Dagboek geschreven in Vught

Selecteer de afbeelding voor een vergroting

Deel deze pagina via:

Rubrieken

"Dagboek geschreven in Vught" is opgenomen in de volgende (sub-)rubrieken:

Dagboek geschreven in Vught

Hoofdtitel Dagboek geschreven in Vught
Uitgever Uitgeverij G.A. Van Oorschot B.V., Oorschot van G.A.
Auteur(s) Koker, David
Druk 3e druk
Editie 3e editie
Taal Nederlands
Pagina's 246
Productvorm Paperback / softback
Geïllustreerd Nee
Publicatiedatum 1993
ISBN 9789028208315

Flaptekst Dagboek geschreven in Vught

David Koker heeft van 11 februari 1943 tot en met 8 februari 1944 in het kamp Vught een dagboek bijgehouden dat integraal bewaard gebleven is. De inleiding bij dit dagboek werd geschreven door Karel van het Reve, klasgenoot van Koker op het Vossiusgymnasium in Amsterdam: 'Wij deden eindexamen in 1939, en gingen beiden sociografie studeren. In mei 1940 hielden we daar mee op. We waren samen nog een avond bij onze leraar Nederlands, D.A.M. Binnendijk, die ons vertelde over Ter Braak, Du Perron, Marsman, die hij goed gekend had. In de cursus 1940-'41 ging David geschiedenis studeren... Van ons beiden was ik de eerste die onderdook, in de zomer van 1941, toen de sd aan de deur was geweest om mijn vader te halen. Later dook ook David enige weken onder toen er razzia's op joodse jongens werden gehouden.'

David werd uiteindelijk met zijn familie weggevoerd. Na een jaar in kamp Vught werd hij overgebracht naar Auschwitz, waarna hij overleed tijdens een transport naar Dachau. Wat zijn dagboek indrukwekkend maakt is hoe Koker zijn autonomie bewaart en aandacht blijft opbrengen voor zijn omgeving, zoals bijvoorbeeld in dit fragment: 'Gisteravond lang gesprek met Alfred. Hij leeft geheel in de vormen van dit kamp, eet alles, uit een soort kwaadaardige ironie. Ik sprak hem over mijzelf, over mijn bewuste geïndisponeerdheid tot geluk. Merkwaardig hier een gesprek te voeren, dat op het diepste gaat. Ook over het kamp, waarvan het ellendige is, dat het zo bedrieglijk het werkelijke leven en geluk nabootst.'